Kobe is met papa Peter mee op ronde geweest om de hoeven van een paard te kappen.
Een lastig karweitje, dat kan je je wel voorstellen.
Nadien mocht Kobe op de rug van het grote dier zitten.
Hij vond het maar een twijfelachtige eer, zegt mama.
Ook van de ezels is hij nog niet zo zot.
En de veronderstelling is, en ik vind het wel goed gevonden
en allicht waar: dat die dieren nog te groot voor hem zijn,
dat hij hun hele wezen nog niet kan vatten,
hij krijgt ze als het ware niet in zijn vizier van kleine jongen.
Hij houdt van poes Luka, die in één keer
binnen zijn blikveld valt,
hij vindt de kalkoenen leuk die hij ook in één oogopslag
kan bekijken, maar zo'n reuzenpaard van dichtbij,
of ezels, waarvan je vooral stukjes ziet:
dat overstijgt hem nog.
Als het niet waar zou zijn,
het is toch goed gevonden.
En overdraagbaar:
er zijn ook dingen
die grote mensen overstijgen.
Ze weten dat ze er zijn,
ze vermoeden er een en ander over,
ze zien er delen van,
maar het grote geheel kunnen ze ook niet
in een oogopslag, in een allesomvattende gedachte vatten.
Iets waar wij geen greep op hebben,
iets dat teveel is: krijgen wij er niet allemaal mee te maken?
Voelen we soms allemaal niet eens:
ik krijg er geen zicht op,
ik heb het niet in mijn macht,
ik kan het niet bevatten,
het is me te veel,
het is iets uit een moeilijkere, grotere wereld
waar onze mensenhanden en -ogen
niet van de juiste grootte-orde zijn?
Zoals een te groot dier
nog niet in het blikveld van een kleine jongen past,
zo zijn er dingen die grote mensen
ook niet met alleen maar hun grotemensenogen kunnen zien
of met hun grotemensengedachten kunnen vatten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten